De top van gebrul en blikDe geheime oorsprong van Gryphos
Contado por el Tío Chris

Hoy quiero contarles una historia que casi nadie recuerda.
Een verhaal dat Olympus liever verbergt onder marmer en stilte.
Een waarheid die, zoals zovele in de domeinen van de goden, geboren is uit liefde… en angst.
Het is geen fabel. Het is een legende geschreven in gebrul en wind. Het verhaal van de oorsprong van een wezen dat even majestueus als woest is:
Gryphos.
Ze zeggen dat Zeus, tijdens een van zijn meest menselijke uitbarstingen, verliefd werd op een sterfelijke vrouw. Haar schoonheid was niet alleen die van haar gezicht, maar ook die van haar geest. En zoals de goden doen als ze niet ontdekt willen worden, transformeerde hij zichzelf. Dit keer niet in een regen van goud of een witte stier, maar in een tijger: sterk, stil, waakzaam. Niet om haar te vangen... maar om van haar te houden zonder haar pijn te doen.
Maar de geheimen van de goden blijven nooit verborgen. Hera, zijn vrouw, de godin van orde en elegante woede, ontdekte hem. En zoals zo vaak trof de straf niet Zeus... maar de vrouw.
Met de hulp van Ares, zijn krijgerszoon, veroordeelde hij haar. Hij vernietigde haar niet, maar hij bezorgde haar wel een wreed lot: hij veranderde haar in een valk en zette haar gevangen op een eenzame bergtop, waar geen god, mens of wezen haar ooit zou kunnen bereiken.
Wat Hera niet wist... is dat de vrouw al het zaad van een onmogelijk wezen in haar schoot droeg. Een zoon. Een erfgenaam geboren uit liefde en verdoemenis.
Zeus wist het ook niet. Elke nacht zwierf hij door de lucht en de bossen, nog steeds in de vorm van een tijger, brullend in de wind, op zoek naar die blik die hem voorbij het verlangen had getekend. Het was Aphrodite die, bewogen door zijn wanhoop, het geheim onthulde: "De vrouw van wie je hield... leeft nog steeds. Maar ze loopt niet meer: nu vliegt ze."
Toen beklom Zeus bergen, doorkruiste wolken, beklom scherpe kliffen. Tot hij de rand van de wereld bereikte, waar eeuwige nevels de gevangenis van de valk bewaakten. Hij kon niet terugkeren naar zijn goddelijke vorm; Hera keek alles aan. Het enige wat hij kon doen was brullen.
Y rugió.
Un rugido de amor, de esperanza, de culpa.
Un rugido que era oración y promesa.
El halcón abrió las alas en la cima; cada nota salvaje estremecía su cuerpo.
Y dentro de ella, aquel hijo aún no nacido comenzó a despertar.
Toen hun blikken elkaar eindelijk ontmoetten, begon ze te vervagen, als sterrenstof dat door de wind wordt meegevoerd. Zeus brulde nog een laatste keer. En midden in het nest, gewikkeld in veren en gouden takken, lag een baby.
Hij had de standvastige, gouden blik van een valk... en het krachtige lichaam van een tijger.
Zeus keek hem aan. Hij had hem in een mens kunnen veranderen, maar hij durfde het niet. Olympus was wreed voor wat hij niet begreep. En Hera zou hem die nakomeling nooit vergeven.
Dus verstopte hij het. Hij wikkelde het in een winderige deken en liet het achter op de enige plek ter wereld waar niemand kon ontsnappen: het Labyrint van de Minotaurus.
Allí creció, olvidado.
Pero no débil.
Llevaba en su rugido la fuerza del padre,
y en su mirada la valentía silenciosa de la madre.
Dat onmogelijke wezen, geboren uit liefde en straf… is Gryphos.
Maar dat wezen met zijn ontembare gebrul, veroordeeld tot eenzaamheid en vergetelheid, droeg in zijn wezen een veel grotere missie. Noch Hera's jaloezie, noch de ketenen van Olympus, noch zelfs de Nevels van Vergetelheid konden de vlam die in hem huisde, doven.
En het was toen, toen hij de blik van de Bewaker van het Blauwe Licht ontmoette, dat Gryphos zich herinnerde wie hij was. Hij ontdekte dat zijn ware kracht niet voortkwam uit woede, maar uit de liefde en opoffering die hem het leven schonken.
Vanaf dat moment was zijn gebrul niet langer een gebrul van eenzaamheid… maar van hoop.
